Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [82]En een ieder van hen zal [83]daar doorgaan, hard gedrukt en hongerig; en het zal geschieden, wanneer hem hongert, en hij zeer toornig zal zijn, dan zal hij [84]vloeken op zijn koning en [85]op zijn God, [86]als hij opwaarts zal zien; 82. Te weten omdat zij den raad Gods niet willen volgen. 83. Te weten door het land van Juda en Israel hulp en troost zoekende. Het schijnt dat dit moet gepast zijn op de tijden van den koning Zedekia, toen de stad Jeruzalem van de Chaldeen is ingenomen. Zie 2 Kon.25:6,7. 84. Te weten omdat Hij hen niet beschut noch beschermd heeft. 85. Te weten omdat Hij hen niet verhoord heeft, als zij Hem, op hunne wijze, aangeroepen hebben, namelijk door offeranden en beeldenverering. Anders: op zijne goden. 86. Anders: en opwaarts zien; te weten, of hun enige hulp van God zou komen. Doch dit omhoog zien zou niet komen uit geloof, maar uit ongeduld, en door den uitersten nood daartoe gedrongen zijnde; gelijk 2 Sam.22:42.